Venetië, één groot schitterend kunstwerk op zich. Daar kan de kunstbiënnale niet tegenop. Dat begint al met de landenpaviljoens in de Giardini, lukraak neergezet, ieder voor zich, wat een rommeltje aan stijlen, uit alle mogelijke periodes,van alles wat. In al zijn soberheid is het Nederlandse paviljoen nog het meest stijlvast en tijdloos, maar dan de inhoud, wat een aanfluiting: een paar schotten, daarachter een houten zitpodium voor het bekijken van een onbegrijpelijke documentaire. In het hoofdpaviljoen krijgen vluchtelingen of asielzoekers (wat maakt het uit) met badges om hun nek, instructies voor het maken van kunstzinnige lampen naar een ontwerp van Olafur Eliasson, verderop is het Amerikaanse paviljoen veranderd in een soort griezeltent met laaghangende donkere doeken, in het Zwitserse paviljoen vertelt een man op video het droevige verhaal van zijn moeder, een voormalige geliefde van Giacometti. Het is allemaal niet erg inspirerend. Heeft iemand wel eens alle paviljoens bezocht, dat is toch onmogelijk? Misschien moesten de paviljoens voortaan maar gewoon leeg blijven. Zoals op een film van kunstenaar Steve McQueen: de lege paviljoens van de Giardini in de winter, kale takken druipend van de regen, in het halfduister een paar rondzwervende honden. Ook de Belgische kunstenaar Pierre Huyghe zou er wel raad mee weten: in een verlaten landschap sluipen een verwilderde hond, een vos rond lege huizen, er komt ook een hertje langsdrentelen.
Dan is er nog de Arsenale, een prachtig stoer gebouw. Daar horen grote kunstwerken thuis, zoals de hangende tent van de Braziliaanse kunstenaar Ernesto Neto, en de enorme kleurige kleden en bollen van Sheila Hicks.
Maar verder voornamelijk video’s over groepsbijeenkomsten, rituelen en sjamanisme, verwijzingen naar gebruiken bij vreemde volkeren, maskers, heel geschikt voor een antropologisch overzicht. Waar is de kunst gebleven? Die vonden we toch nog in het laatste stukje van het Arsenaal, in een oude scheepswerf aan de overkant, in loods no. 100 de bijdrage van Libanon: muziek in een verduisterde ruimte, een koor, stemmen, een vaag roodachtig schijnsel achterin, de contouren van een geheimzinnig voorwerp. Een verrassing! Dat wil je toch ook graag van de kunst. Net zoals de tentoonstelling van Damien Hirst, die hij los van de Biënnale heeft opgezet.
Damian Hirst, Demon with bowl (exhibition enlargement), Palazzo Grassi, photo by Prudence Cuming associates
Een fantastisch gefantaseerde tentoonstelling over opgedoken schatten uit een scheepswrak van 2000 jaar geleden, vol kunst en artefacten uit iedere periode en cultuur die de beschaving heeft gekend, uit Mesopotamië, Egypte, Griekse en Romeinse Oudheid, Middeleeuwen, Renaissance, de tegenwoordige tijd. Met ‘echt’ koraal bedekte beelden, zo echt dat je in eerste instantie verontwaardigd reageert: geplunderde koraalriffen!, zo knap, en ook geestig. Heerlijk om zo onbekommerd door de zalen te lopen, je te verbazen over het vakmanschap, de inventiviteit, de gigantische hoeveelheid , zonder te hoeven bedenken wat het zou moeten voorstellen, wat de bedoeling zou moeten zijn. Een sprookje met verzinsels uit het heden en verleden, dat goed past bij deze traag in het water wegzinkende sprookjesstad, waarover al zo lang zoveel verhalen worden verteld.
Ik moest denken aan veel kunst van de laatste tijd, over vluchtelingen, uitsluiting, geweld, oorlog, dood, alles wat verkeerd is aan de wereld, kunst die weinig te raden overlaat, even direct als een foto uit de krant; waaraan ik tenslotte alleen maar een machteloos gevoel overhoud, en ook wel bozig: wat moet ik ermee? En dan hier, zonder vervelende bijgedachten, ontspannen kijken naar mooie beelden, de perfecte uitvoering van een idee. Bevrijdend.
Biënnale Venetië tot 26 november 2017 (op maandag gesloten)
Treasures from the Wreck of the Unbelievable, Damien Hirst, in het Palazzo Grassi en de Punta della Dogana, tot 3 december 2017 (op dinsdag gesloten)
Zie ook: Damian Hirst
Damian Hirst presenteert zijn eigen kunstverzameling in Newport Street Gallery