Tagarchief: Duchamp

Over Dada

In het Joods Historisch Museum een tentoonstelling over Roemeens/Joodse avant-garde kunstenaars in het interbellum. Een interessante tentoonstelling, die een beeld geeft van  joodse kunstenaars die toen in Roemenië experimenteerden met nieuwe vormen van kunst. Noodgedwongen, want in het uiterst nationalistische en antisemitische Roemenië van die tijd hadden joden geen burgerrechten en was het verboden voor joodse kunstenaars om realistische landschappen, dorps- of stadsgezichten te schilderen – dat was alleen voorbehouden aan de ‘eigen’ Roemeense kunstenaars. Nationalisme en uitsluiting van ‘anderen’ gaan altijd samen, hebben we geleerd uit de geschiedenis. Niets nieuws onder de zon, helaas.
Een aantal van die kunstenaars richtte zich op een geheel nieuwe tak van kunst, het dadaïsme, in navolging van de dichter/schrijver Tristan Tzara (geboren als Samuel Rosenstock, 1896-1963) die in 1916 vanuit Roemenië naar het in W.O. I neutrale Zwitserland was vertrokken. In Zürich richtte hij samen Hugo Ball (1886-1927) het Cabaret Voltaire op, waar fonetische gedichten werden voorgedragen, vreemde theaterstukken en dansen uitgevoerd, ‘nihilistische’ werken tentoongesteld. Het Cabaret Voltaire werd al spoedig het middelpunt van kunstenaars uit heel Europa, onder wie Richard Huelsenbeck, Man Ray, Max Ernst, de dichter Paul Eluard, Marcel Duchamp, Otto en Ada van Rees, Theo van Doesburg, Picabia, André Breton, de cineast Hans Richter, de componist Varèse en vele anderen.

Het tijdschrift DADA werd volgeschreven met teksten als ‘Dada haalt alles door een nieuwe zeef’, ‘Dada is de bitterheid die lacht om alles wat heilig, vergeten, is in onze hersenpan, in onze gewoontes’. Dada zegt: ‘Ziehier de Mensheid en de dwaasheden die hem gelukkig hebben gemaakt tot nu toe’ enzovoort. Alles moest anders, anders moest nieuw, weg met de heilige huisjes, het militarisme, de kerk. Dada bracht een ware explosie teweeg aan creativiteit en experimenten. Het werken met onorthodoxe materialen, assemblages, collages van in de vuilnisbak gevonden spullen, klankdichten, muziek gebaseerd op straatgeluiden, noem maar op, het is voor een groot deel met Dada begonnen. Je zou willen dat je er bij was geweest. Maar in de musea is er nog genoeg over: de collages van Kurt Schwitters, van Jean Arp en Sophie Taueber-Arp, van Marx Ernst, Picabia. En niet te vergeten het werk van Marcel Janco en anderen, dat nu te zien is in het Joods Historisch Museum.

Vanaf 1960 tot in de jaren zeventig leefde Dada weer op onder de naam Fluxus, dus niet eens zo lang geleden. Wim T. Schippers en Willem de Ridder hoorden er bij. Ik heb het meegemaakt, al besefte ik toen niet wat het betekende, maar zo gaat het vaak, pas achteraf weet je of iets belangrijk was of niet, maar dan is het al weer voorbij.
Fluxus was net als Dada gericht op andere vormen van kunst met materialen van de straat, andersoortige muziek (met dank aan John Cage), waarin het ritselen van een papiertje ook muziek was, manifesten waarin ‘de kunst gepurgeerd moest worden van oude gewoontes en denkbeelden’, en ook een internationale beweging, met kunstenaars uit Europa en de VS. De ‘onnuttige’ machines van Tinguely hoorden ook bij Fluxus. Op Art-Zuid staat een van zijn grote machines, die ieder uur een groot kabaal maakt. Een kleine in het Stedelijk, die mag je zelf in beweging zetten.

Nam June Paik, Concerto for TV Cello and Videotapes, 1971, bespeeld door Charlotte Moorman, 1971

Dat Stedelijk, waarom moest het toch groot, grootser, grootst?
Zal ooit, in de verre toekomst, zeg 2050, ook een wethouder met een zware hamer de grote glazen overkapping (nu nog in aanbouw) stuk slaan, omdat die dan “niet meer van deze tijd is”?

Zie: http://www.jhm.nl/

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie