Categorie archief: Geen categorie

Tadao Ando

Natuur, licht en schaduw in de architectuur van Tadeo Ando

Een tijdje geleden las ik dat het het Kröller-Müller museum (Hoge Veluwe) ondergronds wil  uitbreiden. Daarbij viel de naam van de Japanse architect Tadao Ando (Osaka, 1941), vooral vanwege zijn in een heuvel gebouwde Chichu Art Museum op het Japanse eiland Naoshima. Dat eiland vol kunst, met nog twee door Tadao Ando ontworpen musea, was voor ons een van de hoogtepunten van onze Japanreis. 

Chichu musem vanuit de lucht
Chichu Art Museum vanuit de lucht. Foto: avauntmagazine.com/chichu-art-museum

Het Chichu Art Museum was een belevenis. Om te beginnen wandel je langs de route naar het museum door een bloementuin met een vijver vol waterlelies, alvast een voorproefje van de vijf Monets in het museum. Daarna een eind de heuvel op – met een prachtig uitzicht op de Seto binnenzee met puntige vulkaan eilandjes –  tot aan een open betonnen ruimte, waar je afdaalt naar een veld groene planten. Vandaar loop je door een lange schemerdonkere gang in de heuvel naar de entree van het museum, midden in de heuvel.    

Het museum heeft alleen daglicht, dat binnenkomt door boven in de ruimtes aangebrachte lichtkoepels en door een glazen wand met uitzicht op het landschap en de zee. In het zachte onbestemde daglicht van de stille zalen verlies je al gauw je gevoel voor tijd. De drie zalen in het museum bevatten permanente totaalkunstwerken: de waterlelie panelen van Monet, de grote installatie Time/Timeless/No Time van Walter de Maria, en lichtinstallaties van James Turrell. De wetenschap dat deze kunstwerken hier altijd zullen blijven versterkt het idee van tijdloosheid nog eens.

Ik hoop dat Tadao Ando de uitbreiding van het Kröller-Müller gaat doen. Dan wordt het vast iets heel bijzonders – zonder buitenissig spektakel.

Walter de Maria. Chichu art. Foto: trip.com Naoshima

Tadao Ando is een groot bewonderaar van Le Corbusier. Net als hij werkt Ando graag met beton, maar het door Ando toegepaste beton is veel gladder, marmerachtig haast en voelt bijna aan als een zachte huid. Evenals bij Le Corbusier speelt bij Ando de afwisseling van licht en schaduw een grote rol. Specifiek voor Ando’s architectuur is de integratie van natuurlijke elementen zoals water en groen, en de uitzichten op natuurlijke landschappen.

Licht en schaduw in het Chichu Art Museum. Foto: Marjolijn van Riemsdijk

In de loop van de tijd ontwierp Tadao Ando vele woonhuizen, kerken en tempels in Japan. De materialen voor zijn sobere woningen en gebouwen bestaan voornamelijk uit hout, steen en beton en de laatste tijd werkt hij ook meer met glas. Gaandeweg kreeg Ando ook steeds meer opdrachten uit andere delen van de wereld.

Tadeo Ando is ook de architect van de in 2021 zeer geslaagde verbouwing van de Parijse graanbeurs uit de achttiende eeuw, de Bourse de Commerce, voor de gigantische kunstcollectie van de Franse zakenman François Pinault. Voor een een interessant gedetailleerd verslag over de verbouwing en de kunstcollectie in de Bourse zie paris-fvdv.blogspot.com, Pinault collection, ‘ouverture’.

Vue de l’exposition d’Urs Fischer © Bourse du Commerce – Pinault Collection

Werk van Tadao Ando is ook te zien op het uitgestrekte landgoed van Château la Coste in de buurt van Aix-en Provence. De eigenaar nodigde een aantal architecten en kunstenaars uit om speciaal voor zijn terrein werk te maken. Het door water omgeven toegangspaviljoen werd door Ando ontworpen. Het lange smalle lichtvenster bovenlangs de gang naar de entree is een duidelijke verwijzing naar de lichtspleten die Le Corbusier aanbracht langs de bovenkant van de muren in zijn gebouwen.

the cafe cum visitor centre, art space and chapel. foto: theartpilgrim.org © Maya Binkin 2017
The cafe cum visitor centre, art space and chapel. foto: theartpilgrim.org © Maya Binkin 2017

Op het uitgestrekte terrein met werk van kunstenaars en architecten onder wie Louise Bourgeois, Calder, Sean Scully, Jenny Holzer, Andy Goldsworthy, Sophie Calle, Ai Weiwei, Frank Gehry, Renzo Piano, staat ook een ‘origami bank’ van Ando, een soort bushokje, met daarboven een uit dezelfde vorm ‘geknipte’overkapping met een driehoekige uitsparing, waardoor je een driehoekig stukje stukje lucht ziet dat weer als een vage lichtvlek terugkeert op de bank. Hier blijf je graag zitten, ook al zal er nooit een bus komen.

Origami bench, Tandeo Ando. Foto: Cultuurtoerist.nl

zie ook: Chateau la Coste

Benesse Art Site Naoshima

2 reacties

Opgeslagen onder Geen categorie

Het licht van Le Corbusier

Le Corbusier (1887-1965) was zonder meer een van de meest invloedrijke architecten van de twintigste eeuw, maar ook de meest controversiële. Voor- en tegenstanders van zijn ontwerpen voor woongebouwen en stadsplanning stonden lijnrecht tegenover elkaar, en hetzelfde gold voor zijn toepassing van ruw beton, staal en standaardmodules in de bouw. Verder stelde hij in de jaren twintig van de vorige eeuw voor om een paar oude verloederde wijken in de binnenstad van Parijs met de grond gelijk te maken voor de bouw van een nieuwe stadswijk, bestaande uit kantoorgebouwen in een parkachtige omgeving met brede autowegen die moesten leiden naar groene gebieden met woongebouwen. Het is bij een plan gebleven, maar zijn opvatting dat wonen in het groen en vandaar met de auto naar het werk beter was voor de mens dan het wonen in de stad, gold wel als een van van de belangrijkste uitgangspunten bij de bouw van naoorlogse buitenwijken. Volgens Le Corbusier-tegenstanders zijn vele mistroostige naoorlogse flatwijken het gevolg van die opvatting.

Plan Voisin 1925

Daarentegen zijn voor- en tegenstanders het er unaniem over eens dat Le Corbusier in zijn gebouwen een prachtig gebruik maakte van lichtinval. Dat deed hij niet alleen door de vorm en de plaatsing van de ramen, maar ook op andere, onverdachte plekken. Zijn pelgrimskapel van Ronchamp in de Vogezen, de Notre Dame du Haut, is wat dat betreft een meesterwerk. Het daglicht komt de kapel binnen langs een horizontale open reep tussen de dakrand en de muur. Daardoor lijkt het dak daarboven te zweven, en verandert het diffuse licht op de muur daaronder heel subtiel met iedere wolk die voor de zon schuift. Door ingenieuze openingen in het dak stroomt een bundel licht naar binnen in de zijkapellen, geheimzinnig, zoals in de bijbelse taferelen van Rembrandt. In de lange dikke zuidmuur bevinden zich diepe openingen met in beton gevatte gekleurde en ongekleurde glasplaten van verschillende afmetingen. Op een aantal ramen bracht Le Corbusier in zijn karakteristieke handschrift teksten aan als Marie, brillante comme le soleil, of alleen Marie, met een getekend bloemetje. Het lijken wel in het glas gekraste teksten van een verliefde jongen. Le Corbusier hield van zijn moeder, en ja, ook van vrouwen. Dat was de reden zei hij, dat hij als atheïst toch de opdracht voor de bouw van deze Mariakapel aannam. Gelukkig maar, want ook qua vorm is het een bijzonder gebouw, met het sierlijk golvende dak, de oprijzende witte muren, de hoge witte toren, al van verre zichtbaar bovenop de heuvel.

interieur Notre Dame du Haut
zijkapel, Notre Dame du Haut

Om een indruk te krijgen van ‘Corbusiaanse lichtinval’ kan je ook dichterbij terecht, namelijk in de Thomaskerk uit 1966 in de Prinses Irenestraat, een zijstraat van de Beethovenstraat in Amsterdam. Van buiten is het een weinig spectaculair gebouw, maar van binnen wacht een verrassing. Meteen al bij binnenkomst links in een nis zie je het letterlijk schitterende glasraam De Kruisiging, ontworpen door Antonio Saura (1930-1998).

De Kruisiging, (Antonio Saura) glasappliquéraam, 1967, vervaardigd door Joop van den Broek bij glasatelier Tetterode

De architect van de Thomaskerk K.L. Sijmons (1908-1989) was een bewonderaar van Le Corbusier en dat is te zien aan zijn gebruik van ruw beton in de kerkzaal. Dit was het geliefkoosde materiaal van Le Corbusier en trouwens ook van vele architecten van de wederopbouw. Tussen de grijze betonnen muren en het betonnen vaste meubilair in deze kerkzaal lijkt het of je op een tijdreis bent aangekomen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Je houdt van die periode, of helemaal niet. Net als bij de gebouwen van Le Corbusier komt ook hier het daglicht op onverwachte plekken binnen. Dat blijft mooi.

interieur kerkgedeelte Thomaskerk (1966), architect K.L. Simons
interieur kerkgedeelte Thomaskerk (1966), architect K.L. Simons

1 reactie

Opgeslagen onder Geen categorie

Honderd jaar architectuurgeschiedenis langs één straat

Het is geen openluchtmuseum, dat zeker niet, maar aan de 1,8 kilometer lange Beethovenstraat in Amsterdam staat wel een hele eeuw bouwgeschiedenis. Als je begint bij het oudste gedeelte van de straat, tussen de Apollolaan en het Amstelkanaal, krijg je een mooi overzicht van verschillende typen architectuur uit de jaren twintig en de vroege jaren dertig. Zoals de aaneengesloten rood bakstenen woningblokken met hun ritmische afwisseling van daken en erkers, in de stijl van de architectuur van Amsterdamse School uit de jaren twintig; op de hoek van de Beethovenstraat en de Apollolaan een voorbeeld van het Nieuwe Bouwen uit de jaren dertig, strak en recht, van architect Staal (van hem is ook de ‘Wolkenkrabber’ op het Victorieplein). Het eerste stuk van de Beethovenstraat maakte deel uit van het befaamde Plan Zuid van H.P. Berlage, het grote stadsuitbreidingsplan voor het gebied tussen de Amstel en de Schinkel, dat werd uitgevoerd tussen 1917 en 1930. Berlage’s plan omvatte straten met woningblokken, villawijken, pleinen, winkelstraten, doorgaande verkeerswegen en brede groenstroken. Daarin stond de Beethovenstraat ingetekend als brede winkel- en woonstraat met ruime trottoirs, naar voorbeeld van de Parijse Haussmann boulevards. Nog steeds, anno 2022, voldoet dit deel van de Beethovenstraat met zijn winkels en woningen, terrassen en restaurants aan de oorspronkelijke bedoeling. In zijn boek “De Beethovenstraat, een biografie”, vermeldt Frank Kolfschooten dat in de jaren dertig uit Duitsland gevluchte joden zich thuis voelden in deze straat, die hen herinnerde aan de brede en levendige straten van Berlijn. Onkundig van het verschrikkelijke lot dat hen juist in deze straat te wachten stond.   

Beethovenstraat 109-119. Architect Co Franswa. Foto Mig de Jong

Aan de andere kant van het Amstelkanaal Zuid staan reeksen lage flatgebouwen, neergezet in zogenaamde strokenbouw, typerend voor de woningbouw van de jaren vijftig. Het idee was dat alle woningen zo een evenredig deel aan licht en lucht ontvingen. Het resultaat bestond uit weliswaar comfortabele flats, maar aan de buitenkant zijn het saaie en eenvormige rijen witte betonnen flatblokken. De blokken staan haaks op de weg, waardoor je als voorbijganger voornamelijk op de muren van de zijkant kijkt. Over het algemeen is de meeste jaren vijftig woningbouw behoorlijk saai en eentonig. Er moest toen snel gebouwd worden, want na de oorlog was de woningnood hoog. 

Beethovenstraat 261, “Sterflat”. Architect Mart Stam. 1961. Foto Alf van Beem

Op de hoek bij het Beatrixpark staat de door architect Mart Stam (1899-1986) ontworpen Princesseflat uit 1961. Het gebouw van negen verdiepingen heeft de vorm van een ster, waardoor de binnenruimtes en de lichtinval optimaal benut worden. Stam paste met zijn ontwerp het principe toe van Form follows Function, een van de belangrijkste uitgangspunten van het Nieuwe Bouwen, gegrond op het idee dat architectuur, en zeker bij woningbouw, zo functioneel mogelijk moest zijn. Behalve architect was Stam ook meubelontwerper. Van hem is het oorspronkelijke ontwerp van de bekende achterpootloze stalen buisstoel, oftewel de ¨Freischwinger” uit 1926.

Mart Stam, 1927 grijs gelakte stalen buis, zitting en rugleuning gevlochten paardenhaar of rubber

Voorbij de Prinses Irenestraat beginnen de hoge gebouwen van de Zuidas, allemaal van na 2010, uit de grond geschoten als het ware. De enige laagbouw van de Zuidas is van de Goede Doelen Loterijen uit 2018, op de hoek van de Prinses Irenestraat, schuin tegenover de Princesseflat. Naar mijn mening is het ook het mooiste en meest toegankelijke gebouw van de hele Zuidas, met een groene en bloeiende buitenbeplanting, transparante glazen panelen, een naar buiten overhuivend dak bestaande uit opengevouwen aluminium ‘bladeren’, gestut door stalen ‘boomkolommen’. Het gebouw werd ontworpen door Benthem Crouwel, welbekend van de overkappingen van het Centraal Station in Rotterdam en het Stedelijk Museum in Amsterdam.  

Beethovenstraat 200, Goede Doelen Loterijen. 2018. Foto Benthem Crouwel.

De spectaculaire woongebouwen verderop van The Valley zijn bijna klaar. Ook daar komt veel groen, op de balkons en terrassen, in een binnentuin, aangelegd door de bekende tuinarchitect Piet Oudolf, de ontwerper van o.a. het park rondom museum Voorlinde bij Wassenaar. The Valley is ontworpen door architect Winy Maas. Van hem is ook de Markthal en het depot van Museum Boijmans, allebei in Rotterdam. Volgens Maas zijn de spiegelende wanden van The Valley aan de kant van de Beethovenstraat “een ironische verwijzing naar de grimmige spiegelwanden van de Zuidaskolossen”. Maar op de gewone voorbijganger hebben ze hetzelfde effect als dat van de gebouwen waar hij naar verwijst. Net zo kil en ongenaakbaar. Van veraf doen de hoge torens van The Valley met de grillig uitstekende terrassen en balkons mij denken aan de apenrots in Artis. In de gebouwen komen niet alleen hele dure koopwoningen, maar ook sociale- en huurwoningen. Daarbij ook een aantal openbare ruimtes, een skybar en restaurants. Dat belooft wat! 

Beethovenstraat 503, The Valley. 2022. Architect MVRDV. foto Funda in business

Nog enkele voorbeelden van architectuur in de Beethovenstraat

Beethovenstraat 3 -9, 1938/1939. Architect Jan Frederik Staal. foto Ceescamel
Beethovenstraat 84-96, “Muzenhof”. 1940-1955. Architect  J.F. Berghoef en J. Dunnebier. Foto Alf van Beem
Beethovenstraat 149 – 155, 1965 Architect Allert Warners. Foto Alf van Beem
Sint-Nicolaaslyceum, middelbare school in Amsterdam-Zuid, vanaf Pr Irenestraat/Beethovenstraat. 2012. Architecten DP6. Foto Paul Be.

En verder: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_gebouwen_aan_de_Beethovenstraat

2 reacties

Opgeslagen onder Geen categorie