Tagarchief: Constant

Hollandse kunst in Schiedam

Bij mijn weten is het Stedelijk Museum Schiedam het enige museum dat alleen Nederlandse kunst van na 1945 verzamelt. Op hun overzichtstentoonstelling Ik hou van Holland – volgens de catalogus ‘een groots overzicht van hoogtepunten uit de naoorlogse Nederlandse kunst’ – is voornamelijk werk uit de eigen collectie te zien. Op zich de moeite waard, maar de term ‘groots’ is nogal overdreven, want daarvoor is de keuze te beperkt. Het is vooral interessant om te zien wat de samenstellers kenmerkend vonden voor bepaalde periodes. Om sommige kunststromingen kan je niet heen, dus ook hier de onvermijdelijke CoBrA. Appel, Corneille, Lucebert en anderen, het is gedateerd, je hebt het al zo vaak gezien, zoveel van hetzelfde. Behalve Constant, die zich (ondanks zijn naam) bleef vernieuwen, eerst met zijn project Nieuw Babylon, daarna met een totaal andere stijl van schilderen.

 

Les expulsés
1999, 149.0cm x 143.0cm, linen, oil paint, Collection Fondation Constant longterm loan to Stedelijk Museum Schiedam, NL

Het werk van Nulkunstenaars onder wie Henk Peeters, Jan Schoonhoven, Ad Dekkers, Armando daarentegen is verrassend tijdloos, al zijn hun uitgangspunten niet meer van deze tijd. In de jaren zestig, de periode van ‘het gewone leven is ook kunst’, zetten zij zich met hun ‘anonieme kunst’ af tegen iedere artistieke pretentie. Dat is in deze tijd wel anders, nu kunstenaars juist alle mogelijk moeite doen om zich te profileren. Geen wonder, want kunst heeft tegenwoordig een grote marktwaarde, tot in Qatar aan toe, net als voetbal. Ooit schreven de Nulkunstenaars in hun Manifest tegen het Niets (1961): “Een schilderij is net zo veel waard als geen schilderij. Doel is op onpersoonlijke wijze de werkelijkheid te funderen als kunst.” Daarna sloot Henk Peeters als uiterste consequentie zijn atelier, want “de werkelijkheid hoeft niet meer gemaakt, die is er al.” De werkelijkheid van toen is een andere dan die van nu, maar hun kunst is gebleven: strak en sober, de spannende afwisseling van licht en schaduw, de harmonieuze vlakverdeling. Gewoon mooi.

Metrical quadrate relief, Jan-Schoonhoven,1968
Metrical quadrate relief, Jan-Schoonhoven,1968

Bij de meer recente kunst is het altijd de vraag wat er in de toekomst nog van over blijft. Dat is het aardige van kunstgeschiedenis, waarin je ziet hoe bepaalde kunstenaars en kunststromingen opkwamen en weer verdwenen, afhankelijk van maatschappelijke stromingen en de heersende smaak. Maar nu, zelf midden in de geschiedenis, vroeg ik me af of bijvoorbeeld de geborduurde schilderijen van Berend Strik, de gestyleerde polyester figuren van Joep van Lieshout, de glazen borsten en gebreide wollen bloemen van Maria Roosen, over pakweg veertig jaar nog op overzichtstentoonstellingen voor zullen komen. Ik houd van Job Koelewijn, die ooit bij zijn afstuderen van de Rietveld academie de grote ramen van het Rietveldpaviljoen liet lappen door zijn moeder en tantes uit Spakenburg, om zo ‘de blik op de toekomst en de buitenwereld te openen’. In galerie Fons Welters in Amsterdam maakte hij eens een grote kast. Als je de deur opende keek je uit op een echt weiland met een slootje. Je rook het gras en de kleigrond. Zijn werkelijkheid is niet blijvend, maar wel een die je bij blijft.

Roosenkrans, Maria Roosen, Kunst Palast Dusseldorf
Roosenkrans, Maria Roosen, Kunst Palast Dusseldorf

Na de drukke hoeveelheid aan beelden en informatie van Ik hou van Holland zijn de zalen daarnaast met werk van Ronald de Bloeme, Daan van Golden en JCJ Vanderheyden, een oase van rust. Ieder op hun eigen manier geven zij fragmenten uit dagelijkse dingen weer, zoals de ruitjes van een theedoek, een fragment van een logo, het kader van een vliegtuigraam. Het is de aandacht voor het detail, de precieze weergave die maakt dat je zelf ook geconcentreerd gaat kijken. Weer buiten op straat let je op het patroon van de stoeptegels, de belettering op een etalageruit, de kadrering van een raam. Het is niet veel, maar toch belangrijk.

 Airscape 2005,  polyvinylverf en temperaverf op doek, JCJ Vanderheyden (1928-2012), Stedelijk Museum Schiedam
Airscape 2005, polyvinylverf en temperaverf op doek, JCJ Vanderheyden (1928-2012), Stedelijk Museum Schiedam

Ik zou zeggen ga kijken in Schiedam en oordeel zelf.

Ik hou van Holland, Nederlandse kunst na 1945, tot 6 september 2015.

Ronald de Bloeme, Daan van Golden, JCJ Vanderheyden, Naast elkaar, tegelijkertijd, tot 12 januari 2014

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie

Gefantaseerde stad

Wolkenkrabbers, het woord zegt het al, gebouwen die tot aan de wolken reiken. Wat een durf, en maar stapelen, als kinderen met een blokkentoren: “kijk eens hoe hoog ik kan”, op het gevaar af dat andere kinderen reuze zin krijgen het hele bouwsel omver te gooien – sinds 9/11 weten we maar al te goed dat zoiets niet alleen aan kinderen is voorbehouden. Een wonder dat het niet vaker gebeurt, de verleiding is groot. Al die fantastische wolkenkrabbers, in New York, Chicago, Singapore, Hongkong, Shanghai, Dubai, noem maar op, zinnebeelden van het grootkapitaal, prestigeobjecten van multinationals en banken, gewaagde ontwerpen van wereldberoemde architecten.

Tussen haakjes, elkaar de loef afsteken met torenhoge gebouwen is niet alleen van deze tijd. In de dertiende eeuw deden rijke families in het Toscaanse stadje San Gimignano niet anders. Daar kwam de hoogste toren tot 70 m. In het naburige Lucca werden eikenbomen op de torens neergezet om ze nog hoger te maken.

Stel dat het horrorscenario van een wereldwijde economische crisis bewaarheid wordt – zoals de voorspelde horrorwinter nu eindelijk is aangebroken – dan zullen al die kapitale gebouwen leeg komen te staan, langzaamaan af brokkelen en op den duur instorten. Zo ging het ooit met het Forum Romanum, de Acropolis, Persepolis, Babylon, zinnebeelden van vergane glorie.

Daarvan geeft Rik Smits (1982) in Galerie Ronmandos alvast een voorproefje. Op manshoge, minitueus uitgewerkte tekeningen verbeeldt hij gebieden vol lege gebouwen en wolkenkrabbers, onbeweeglijke auto’s op kaarsrechte wegen, een zeppelin in de lucht, geen mens te zien, het ziet er doods uit. Hier en daar is het verval al zichtbaar: gaten in een muur en als enig levend element opkomend onkruid.

Die toekomst is al zichtbaar in Amsterdam Z.O., een heel gebied met lege kantoorgebouwen. Voordat het verval daadwerkelijk intreedt zou het toch mooi zijn als daar kunstenaars en ander creatief volk introkken. Kunstenaarsstad Zuidoost, een utopie.

Op de tentoonstelling hangen ook afbeeldingen van maquettes van Constant (Nieuwenhuys, 1920-2005) van zijn grote project New Babylon, een stad van de nabije toekomst, waar de creativiteit van de mens tot volle wasdom zou komen, zou móeten komen, nu de tijd was aangebroken dat machines het meeste werk deden en de mens over meer vrije tijd beschikte dan ooit. Een stad waar de mens zou kunnen spelen en wonen naar eigen inzicht, zeggenschap zou hebben over zijn eigen leven. Het is er nooit van gekomen. Heel even misschien, in de jaren zestig, toen Amsterdam bruiste van de creativiteit en alles mogelijk leek. Die tijd is voorbij. De stad is allang niet meer van ons en iedereen is druk druk druk. Ondanks nog meer tijdsbesparende machines.


Het is wel ironisch dat uitgerekend op een van de meest onherbergzame plekken in Den Haag, bij het kille Centraal Station en ongenaakbare ministeriegebouwen, een complex met de naam New Babylon verrijst. Een torenflat met dure ‘residences’, ‘business centres’, ‘offices’ en ‘shopping malls’. Niks spelende mens. Alles voor de werkende en consumerende mens.

Simon Vinkenoog met Constant in gesprek over New Babylon (1962):
http://eeuwvandestad.nl/archives/285

Meer over New Babylon in Den Haag:
http://www.newbabylon.nl/

Rik Smits: Above the Clouds
Constant: New Babylon 1956-1974
tot 18 februari in Galerie Ron Mandos, Prinsengracht 282, Amsterdam
http://www.ronmandos.nl/exhibition/current
http://www.riksmits.net/

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie