Tagarchief: Christian Boltanski

Christian Boltanski herinnert aan de doden

Boltanski in de Oude Kerk, 2017. foto G.J. van Rooij

Boltanski in de Oude Kerk, 2017. foto G.J. van Rooij

Wat maakt de installaties van Christian Boltanski zo aangrijpend? Het is de manier waarop hij anonieme doden een gezicht geeft, een jas, een naam. Zo houdt hij de herinnering levend aan de doden die wij niet eens kennen, meer nog dan namen op een grafsteen, een gedenkplaat of een monument. In museum De Pont heeft hij twee wanden behangen met foto’s, uitvergrote kiekjes eigenlijk, uit de jaren dertig. Het zijn foto’s van Joodse families, stelletjes, kinderen, daartussen foto’s van Duitse soldaten, officieren, sommigen met hun vrouw, kinderen. Toen nog springlevend en onwetend van wat er komen ging, maar wij weten dat maar al te goed. In 2010 legde hij in de grote zaal van het Grand Palais in Parijs rechthoekige perken aan van gedragen kledingstukken, en een gigantische kledingberg waaruit een grijper willekeurig stapels weghapte en weer terugwierp, kleding die ooit warme, levende lichamen omsloot. Het zijn beelden die je niet gauw vergeet. Het ziet er niet akelig uit, de naast elkaar uitgelegde kledingstukken, de hoge kledingberg, maar ze roepen wel afgrijselijke beelden op, oude krantenfoto’s van rijen uitgeteerde lichamen, stapels lijken, beenderen, onverdraaglijk gruwelijk.

Het geluid dat je hoort bij de video is een opname van het slaan van een hart.

Niet altijd verwijst het werk van Boltanski naar de verschrikkingen van de holocaust, maar wel naar vergankelijkheid, de dood. Jaren geleden begon hij met het verzamelen van oude telefoonboeken uit alle delen van de wereld, om te voorkomen dat het bewijs van het bestaan van tenminste een deel van de mensheid teloor zou gaan. Ik was ontroerd toen ik de naam van mijn vroegere buren op Curaçao terugvond. Die zijn al heel lang dood.

In de Oude Kerk in Amsterdam heeft Boltanski ook een installatie gemaakt over de dood. Van wat ik ken van Boltanski, vind ik dit een van zijn minst geslaagde projecten. Bij binnenkomst stuit je direct op hoge recht opstaande kisten overdekt met zwart landbouwplastic. Het moeten tombes voorstellen. Door de goedkoopte van het materiaal en de slordige afwerking lijkt het alsof ze even snel in elkaar gezet zijn, vreemde duistere gevaartes die het zicht benemen op de imposante ruimte van de kerk. Ook de houten figuren ertussen, met omgeslagen donkere jassen en een lamp als hoofd, waaruit een stem klinkt die in het Nederlands en Engels vragen stelt als ‘zeg eens, was je bang?’ of ‘zeg eens, was je alleen?’ doen nogal knullig aan. De stemmen klinken geforceerd, en waarom moest het perse tweetalig? Misschien ten gerieve van de toeristen, net als in de rest van de stad? Daarentegen is het beeld van de uitgespreide donkere jassen op de graven, met daarboven laaghangende kroonluchters indrukwekkend, net als de lege stoelen in het koor met jassen over de leuningen. Het zijn aangrijpende beelden. Zonder die hele rimram van zwarte kisten en empathisch gefluister had dit net zo goed een prachtige Boltanski tentoonstelling kunnen zijn.

WeerZien – de Pont 25 jaar, Tilburg, tot en met 18 februari

Christian Boltanski – NA, Oude Kerk Amsterdam, tot en met 29 april 2018

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie

Kunst aan de Ruhr

Ooit was het een gebied waar je over de Autobahn zo snel mogelijk langs sjeesde – lekker hard, want dat mag in Duitsland. Het Ruhrgebied, synoniem met rokende schoorstenen, vervuilde lucht, zware industrie, wie ging er voor zijn plezier naar het grootste industriegebied van West-Europa? Maar in de jaren tachtig gingen de mijnen dicht, hield de ijzer- en staalindustrie op te bestaan, en werden de fabrieken, schachten, kolenwasserijen, gashouders en hoogovens gepromoveerd tot industrieel erfgoed. Ze werden verbouwd tot musea, theaters, concertzalen en horecagelegenheden, ijsbanen en zwembaden. De Zollverein bij Essen, eens de grootste steenkoolmijn van Europa, kreeg in 2001 de titel ‘werelderfgoed’ en geldt tegenwoordig als ‘de mooiste kolenmijn ter wereld’. Dat hadden de mijnwerkers van toen toch nooit kunnen bedenken. In een van de in Bauhausstijl opgetrokken gebouwen is nu het Red Dot Design Museum gevestigd, waar wij een hele middag zoet waren met het bekijken van alle mogelijke zaken ten gerieve van de mens: bestek, douchekoppen, auto’s, sportkleding, meubilair, keukeninrichting, lampen, vibrators, laptops, scalpels, badkuipen en zo meer.  Allemaal over nagedacht. De voormalige kolenwasserij daarnaast werd door Rem Koolhaas en Heinrich Böll (nee, niet de schrijver) getransformeerd tot museum van de geschiedenis van de industrie.

Wie weet, over nog geen tien jaar behoort misschien in heel Europa de industrie tot de geschiedenis. Behalve de toeristenindustrie dan, die bloeit als nooit tevoren. Tegen die tijd reizen we wat af, van het ene industriële erfgoed naar het andere, steeds mooier, steeds groter.

Op de grote afvalbergen van de mijnen en industrieterreinen rondom Essen worden landschapsparken aangelegd. Er zijn al paden, uitkijkpunten, hier en daar een kunstwerk, maar het geheel doet eerder denken aan een toendra, met mossen en lage begroeiing. Vanaf de bergen een weids uitzicht over het hele gebied. Laaghangende bewolking, rookslierten uit fabrieksschoorstenen en koeltorens, overal van die monopoly-huisjes met rode en zwarte daken, het is een dicht bevolkt gebied, hier en daar stukjes bos en groen, dwars door alles heen drukke autowegen. Als een pareltje ligt midden in het gebied de Margarethenhöhe, een in 1909 speciaal voor de arbeiders van Krupp gebouwd tuindorp, met rustieke woningen en een grote marktplaats – nu een parkeerplaats.

Ik vraag me af wat er na de sluiting van de mijnen en hoogovens met de arbeiders is gebeurd. Dat moet dramatisch geweest zijn. Alleen al bij de Zollverein in Essen werkten 5000 mensen. Op oude foto’s stromen de arbeiders ’s morgens de fabriekspoort binnen. Gegroefde koppen, achterover gekamd haar.

In het plaatsje Unna, vijftig kilometer naar het oosten, werd een voormalige brouwerij omgevormd tot kunstcentrum. Dankzij de bevolking, die voor de kunst koos, in plaats van (weer) een winkelcentrum. In de nieuwbouw een druk bezochte bibliotheek, ruimtes voor fotografie, tekenen en schilderen, een café met hele aardige bediening. Maar de grootste attractie is het Zentrum für Internationale Lichtkunst in de gewelven van de oude brouwerij, waarvoor een aantal kunstenaars, niet de minsten, werd gevraagd een speciaal werk te maken. Zoals van James Turrell een rond gat in het plafond als een camera obscura, van Christian Boltanski een intrigerend schimmenspel van marionetten, stroboscopische regen van Olafur Eliasson, ‘het licht en ik’, een installatie van Jan van Munster, ronddwarrelende lichtletters als boodschappen in de ruimte van Mischa Kuball, in de oude gistbakken geometrische composities door middel van black light van Christina Kubisch.


In Essen staat het gloednieuwe Folkwangmuseum, met een prachtige collectie. Waaronder een hele zaal Gauguin, een zaal Blaue Reiter en Expressionisten. Als je van moderne kunst houdt is Duitsland gewoon een luilekkerland. Op twee à drie uur rijden van ons vandaan de mooiste musea, in Aken, Bottrop, Duisburg, Dortmund, Düsseldorf, Gelsenkirchen, Keulen, Neuss, Wuppertal.

Te vinden op Internet:

http://www.zollverein.de/index.html

http://www.erih.net/nl/welkom.html

http://www.lichtkunst-unna.de/

http://www.essen-margarethenhoehe.de/

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie