Amsterdam Zuid, richting Zuidas, heeft er weer een kunstplek bij. Voor de kunst kan je nu ook terecht in de kapel van een voormalig klooster aan het Beatrixpark. Eigenlijk stond het klooster, een lelijk bouwsel uit de jaren zestig, op de nominatie om gesloopt te worden. Dankzij de inspanningen van een buurtcomité dat toch nog genoeg mogelijkheden zag, is het behouden gebleven. Goed gezien, want het is een fijne plek geworden, met een restaurant en buitenterras aan het water. Van buiten doet de ronde doos van de tot Art Chapel omgedoopte kapel denken aan een verdwaalde UFO van lang geleden. In de grote ruimte binnen zorgen de rondom hoog geplaatste ramen en de koepel voor een perfecte lichtinval. De kapel werd indertijd door de architect Lau Peters ontworpen naar voorbeeld van de bedevaartkapel van Le Corbusier in Ronchamp.
In de kunstkapel is op het ogenblik een tentoonstelling met werk van Woody van Amen, Ni Haifeng, David Jablonowski, Jan Roeland, Maria Roosen, Leo Vroegindeweij en Ina van Zyl. Stuk voor stuk gerenommeerde kunstenaars, maar qua leeftijd en manier van werken een zeer divers gezelschap. Maarten Bertheux, oud-conservator van het Stedelijk Museum, bracht ze samen onder de titel Dingen, onder verwijzing naar de readymades van Duchamp en de waarde die de maatschappij en wijzelf aan objecten toekennen. Knap bedacht, want dat maakt van de tentoonstelling toch een samenhangend geheel. Van Woody van Amen (80 jaar) die al sinds de jaren zestig pop-art achtige objecten en assemblages maakt, zijn er bijvoorbeeld een soort martelwerktuigen, samengesteld uit afgedankte afslank- en massage apparaten, bedoeld als ironisch commentaar op onze consumentenmaatschappij. Uit het zitje van een die apparaten steekt een scherpe punt. Iets heel anders zijn de stillevens van Ina van Zyl (1971 Zuid Afrika) van een enkele bloem, een schelp, een glas. Zij werd vooral bekend vanwege haar schilderijen van uitvergrote lichaamsdetails, voeten, tenen, nagels, een tong, een strakgespannen slip. Zeer realistische afbeeldingen, maar die door de grootte van de details en naargeestige achtergrondkleuren ook iets spookachtigs krijgen.
Dan is er de stapel Delftsblauwe borden, waarmee Ni Haifeng (1964, China) iets wil zeggen over de macht van producenten. In de zeventiende eeuw werd het Delftsblauw gekopieerd van Chinees porselein, maar in onze tijd wordt het kopiëren door China van onze producten met alle mogelijke middelen bestreden. In 2012 maakte Ni Haifeng voor de Manifesta in Genk een gigantische waterval van resten stof, afkomstig uit Chinese fabrieken waar de spotgoedkope kleding voor het Westen wordt geproduceerd. Daar vond ik het een van de meest indrukwekkende installaties.
Erg mooi zijn de schilderijen van Jan Roeland (1935-2016), strakke kleurige vormen gebaseerd op alledaagse objecten zoals een envelop, een bril, een passer; verder veranderde Maria Roosen (1957) gewone gebruiksvoorwerpen in glazen kunstwerken met een spirituele betekenis. Wat David Jablonowski (1982, Duitsland) met plastic sheets vol Chinese tekens op een soort design display wilde vertellen werd mij niet duidelijk. Het had met communicatie te maken, dat wel. Ook ontging mij de bedoeling van de gipsen Atlasfiguur met zijn kop in een betonmolen van de beeldhouwer Leo Vroegindeweij (1955). Oude dingen die tot iets nieuws worden vermalen?
De verbeelding van alledaagse objecten in de kunst is niet nieuw. In de achttiende eeuw schilderde Chardin (1699-1779) al stillevens van huis-tuin- en keukenspullen. In in de jaren vijftig en zestig kwam de pop-art met tot kunstwerken getransformeerde alledaagse beelden, zoals soepblikken, vlaggen, winkelwagens. Voor de ware kunstenaar is geen enkel voorwerp te min. Ook een massage toestel niet.
Dingen, tot 2 april in de Art Chapel, Prinses Irenestraat 19 (aan het Beatrixpark), open van woe. tot zo. van 12 tot 17 u.