Tagarchief: Le Corbusier

Het licht van Le Corbusier

Le Corbusier (1887-1965) was zonder meer een van de meest invloedrijke architecten van de twintigste eeuw, maar ook de meest controversiële. Voor- en tegenstanders van zijn ontwerpen voor woongebouwen en stadsplanning stonden lijnrecht tegenover elkaar, en hetzelfde gold voor zijn toepassing van ruw beton, staal en standaardmodules in de bouw. Verder stelde hij in de jaren twintig van de vorige eeuw voor om een paar oude verloederde wijken in de binnenstad van Parijs met de grond gelijk te maken voor de bouw van een nieuwe stadswijk, bestaande uit kantoorgebouwen in een parkachtige omgeving met brede autowegen die moesten leiden naar groene gebieden met woongebouwen. Het is bij een plan gebleven, maar zijn opvatting dat wonen in het groen en vandaar met de auto naar het werk beter was voor de mens dan het wonen in de stad, gold wel als een van van de belangrijkste uitgangspunten bij de bouw van naoorlogse buitenwijken. Volgens Le Corbusier-tegenstanders zijn vele mistroostige naoorlogse flatwijken het gevolg van die opvatting.

Plan Voisin 1925

Daarentegen zijn voor- en tegenstanders het er unaniem over eens dat Le Corbusier in zijn gebouwen een prachtig gebruik maakte van lichtinval. Dat deed hij niet alleen door de vorm en de plaatsing van de ramen, maar ook op andere, onverdachte plekken. Zijn pelgrimskapel van Ronchamp in de Vogezen, de Notre Dame du Haut, is wat dat betreft een meesterwerk. Het daglicht komt de kapel binnen langs een horizontale open reep tussen de dakrand en de muur. Daardoor lijkt het dak daarboven te zweven, en verandert het diffuse licht op de muur daaronder heel subtiel met iedere wolk die voor de zon schuift. Door ingenieuze openingen in het dak stroomt een bundel licht naar binnen in de zijkapellen, geheimzinnig, zoals in de bijbelse taferelen van Rembrandt. In de lange dikke zuidmuur bevinden zich diepe openingen met in beton gevatte gekleurde en ongekleurde glasplaten van verschillende afmetingen. Op een aantal ramen bracht Le Corbusier in zijn karakteristieke handschrift teksten aan als Marie, brillante comme le soleil, of alleen Marie, met een getekend bloemetje. Het lijken wel in het glas gekraste teksten van een verliefde jongen. Le Corbusier hield van zijn moeder, en ja, ook van vrouwen. Dat was de reden zei hij, dat hij als atheïst toch de opdracht voor de bouw van deze Mariakapel aannam. Gelukkig maar, want ook qua vorm is het een bijzonder gebouw, met het sierlijk golvende dak, de oprijzende witte muren, de hoge witte toren, al van verre zichtbaar bovenop de heuvel.

interieur Notre Dame du Haut
zijkapel, Notre Dame du Haut

Om een indruk te krijgen van ‘Corbusiaanse lichtinval’ kan je ook dichterbij terecht, namelijk in de Thomaskerk uit 1966 in de Prinses Irenestraat, een zijstraat van de Beethovenstraat in Amsterdam. Van buiten is het een weinig spectaculair gebouw, maar van binnen wacht een verrassing. Meteen al bij binnenkomst links in een nis zie je het letterlijk schitterende glasraam De Kruisiging, ontworpen door Antonio Saura (1930-1998).

De Kruisiging, (Antonio Saura) glasappliquéraam, 1967, vervaardigd door Joop van den Broek bij glasatelier Tetterode

De architect van de Thomaskerk K.L. Sijmons (1908-1989) was een bewonderaar van Le Corbusier en dat is te zien aan zijn gebruik van ruw beton in de kerkzaal. Dit was het geliefkoosde materiaal van Le Corbusier en trouwens ook van vele architecten van de wederopbouw. Tussen de grijze betonnen muren en het betonnen vaste meubilair in deze kerkzaal lijkt het of je op een tijdreis bent aangekomen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Je houdt van die periode, of helemaal niet. Net als bij de gebouwen van Le Corbusier komt ook hier het daglicht op onverwachte plekken binnen. Dat blijft mooi.

interieur kerkgedeelte Thomaskerk (1966), architect K.L. Simons
interieur kerkgedeelte Thomaskerk (1966), architect K.L. Simons

1 reactie

Opgeslagen onder Geen categorie

De essentiële details van Le Corbusier

In een door Le Corbusier ontworpen woongebouw zou ik ook wel willen wonen. Van veraf doemt het op boven het groen: een langwerpig gebouw met kleurige zijvlakken, door de brede schoorsteenpijp op het dak doet het met (een beetje fantasie) denken aan een uit de koers geraakte oceaanstomer. Van dichtbij zie je dat het gebouw op taps toelopende kolommen staat, op pootjes als het ware, alsof het zó kan weglopen.

Unité d’Habitation in Firminy-Vert

De woonflats van Le Corbusier, gebouwd in de periode tussen 1947 en 1964, zijn nog steeds heel aantrekkelijk, vooral door de vele doordachte, voor Le Corbusier zo kenmerkende details. Zoals de kolommen, de pilotis, onder de gebouwen, die vanuit architectonisch oogpunt het geheel een luchtig aanzicht verlenen en praktisch gezien, ervoor zorgen dat de onderste woonlagen van het gebouw vrij uitzicht hebben. Verder, de grote horizontale ramen met weids uitzicht, de ingenieuze indeling van de woningen met vides en schuifdeuren, waardoor ze ondanks het beperkte aantal vierkante meters toch heel ruim aandoen, de besloten veranda’s met over de hele breedte een schuine beweegbare balk die dient als zonnewering. De lange maar toch intieme binnenstraten, verlicht door kleine lampjes boven de kleurige voordeuren.

Gang in het woongebouw

Een woongebouw als verticaal dorp, met het dak als dorpsplein, dat was het idee van Le Corbusier. Een paar van zijn woongebouwen hebben ook winkels, een café, een bibliotheek, zelfs een hotel. In het gebouw dat wij bezochten was de bovenste verdieping bestemd voor een school, met de ramen op verschillende kinderhoogtes. Hier is ook te zien hoe het licht door een lange sleuf bovenin de muur binnen komt. Het platte dak, bereikbaar via een comfortabele hellingbaan, doet dienst als gemeenschappelijke ruimte voor de bewoners en voor een deel als speelplaats voor de kinderen.

gang in de school

Je zou willen dat er meer inventieve en aantrekkelijke woongebouwen zoals deze waren neergezet, in plaats van al die zielloze rijen flats, zoals in Amsterdam Noord, West, Zuidoost en elders – waarvan een deel alweer werd afgebroken. Wat kwam er voor in de plaats? Saaie eenvormige rijtjeswoningen met betegelde tuintjes.

Wij waren deze zomer in Firminy, een voormalige mijnwerkersstad in de Auvergne, waarvoor Le Corbusier van 1954 tot aan zijn dood in 1965 behalve aan het boven beschreven woonblok, ook aan het ontwerp werkte voor een cultureel centrum, een stadion, een zwembad en een kerk. Dit grote project maakte deel uit van het plan om het armoedige stadje te herscheppen in een omgeving met ‘zon, ruimte en groen’, naar het motto van Le Corbusier.

Maison de la Culture, Firminy

Het cultureel centrum met zijn ritmische rij verticale ramen en het sierlijke gebogen dak is nog volop in gebruik, net als het stadion, het zwembad en de kerk.

Eglise Saint-Pierre, Firminy

De kerk met zijn eigenaardige vorm werd al meteen de Kolenkit genoemd. Binnen in de kerk sta je onder een adembenemend gewelf, waar door een serie ronde openingen in de vorm van het sterrenbeeld Orion het licht in stralende bundels naar binnen schijnt.

interieur Saint-Pierre

Flatgebouwen (Unités d’Habitation) van Le Corbusier (Charles-Edouard Jeanneret-Gris, 1887-1965) staan in Firminy, Marseille, Nantes, Briey-enFôret en Berlijn. De gebouwen in Firminy en Marseille zijn te bezoeken.

Le Corbusier ontwierp zijn woningen als ‘woonmachines’, praktisch en comfortabel, gemakkelijk te ‘bedienen’, met als standaard elementen de palen onder de gebouwen, flexibele openplan ruimtes en de brede horizontaal geplaatste ramen. Dezelfde elementen paste hij ook toe in zijn woonvilla’s, waar trappen ook wel werden vervangen voor hellingbanen. Tussen de palen onder de villa is ruimte voor meerdere auto’s.

Villa Savoye, in Poissy bij Parijs

En verder: 24 must-see projecten van Le Corbusier

3 reacties

Opgeslagen onder Geen categorie

Kunst aan de Loire

Genoeg kastelen, kunstig gebouwd en bomvol kunstschatten, meest van lang geleden. Het was vakantietijd en de belangstelling was groot. Bussen vol, die zich door pittoreske straatjes heen persten, hier en daar tegen met rozen begroeide muren aanschampend. Even dachten we erover om Chenonceaux te bezoeken, maar de gigantische rijen bij de kassa’s schrokken ons af. Wij hielden het voor gezien en we zijn verder gegaan. Pas in Nantes, aan de monding van de Loire, wakkerde onze liefde voor de kunst weer aan.

Hier geen kastelen, maar een flatgebouw van Le Corbusier, en nieuwe kunstwerken speciaal gemaakt voor plekken langs de rivier. Aan de overkant van het water was het Maison Radieuse van Corbusier al van verre zichtbaar. Op de karakteristieke schuine poten en met de in primaire kleuren geverfde vlakken staat het middenin een wat verwilderd groen gebied. Ik moet zeggen, het zag er sympathiek uit. Michel Houellebecq denkt daar anders over. In De kaart en het gebied (p. 175) noemt hij Le Corbusier een architect ‘die onvermoeibaar doorging met het bouwen van concentratiekampachtige ruimten, verdeeld in identieke cellen die hooguit goed waren voor een modelgevangenis’. Aan een oudere vrouw die naar buiten kwam vroeg ik hoe ze het vond om daar te wonen. “Ik woon hier al veertig jaar met veel plezier, dat zegt genoeg,” antwoordde ze. Peter ontdekte dat er langs de betonnen trap naar de eerste verdieping speciale gootjes waren aangebracht om het water weg te laten lopen. Dat betekent toch liefdevolle aandacht voor kleine, maar op de lange duur onmisbare details.

Al fietsend langs de oever van de Loire zagen we een ‘blob’achtig bouwsel van Joep van Lieshout. Naast het strakke architectuur instituut van Nantes leek het op een stuk uitgespuugd kauwgom. Verderop langs het water een serie ringen van Daniel Buren die ‘s avonds verlicht waren. In het donker deden ze denken aan Olympische ringen. De bars aan de overkant zagen er spannender uit, met in rood neon oplichtende namen als Le Feeling, Dolce Vita, Le Kimberley, in de deurposten welgevormde silhouetten van sigaretten rokende dames.

Met de fiets op een veerpont naar een verderop gelegen deel van de monding, waar we na een lunch met oesters en Muscadet sur Lie in een van de vele chique restaurants aan de waterkant, doorreden naar Le Pendule van de Zwitserse kunstenaar Roman Signer. Op een voormalige betonfabriek beweegt een pendule als de slinger van een klok onophoudelijk heen en weer. Volgens de kunstenaar duidt deze klok zonder tijdsaanduiding de langzame verbrokkeling van het gebouw aan, de onvermijdelijke vergankelijkheid van mensen en dingen, maar ook het doorlopend stromen van de rivier. Mooie symboliek. Op het terrein naast het kunstwerk bevond zich een kampement met sjofele caravans, oude auto’s, donkere kinderen op blote voeten die met stenen en takjes op de grond speelden. Vergeefs probeerden een paar mannen een van de roestige auto’s aan de praat te krijgen. Ze spraken een Slavische taal. Waarschijnlijk was dit de tijdelijke verblijfplaats van een van de vele door Sarkozy met €300 weggestuurde groepen Roemeense zigeuners, die direct daarna weer naar Frankrijk terugkeerden…ook een soort slingerbeweging.

De plek is goed gekozen. In zijn werk houdt Roman Signer (1938) zich bezig met het uitproberen van natuurkundige principes. Op een video is bijvoorbeeld een tafeltje te zien, dat met twee poten boven een rivier hangt. Nu en dan stroomt er water uit de twee poten en helt het tafeltje door de kracht van het water naar achteren. Ooit ontstak hij een vuurwerkraket aan een kar op een spoorrails die verderop een volgende kar in beweging zette, die kar duwde weer een andere kar aan, net zo ver als die dag was toegestaan door de Zwitserse spoorwegen. Anders was het zeker doorgegaan, tot in…wie zal het zeggen. Zo is er nog veel meer. De meesten van ons denken wel eens: “hoe zou het zijn als je zus of zo eens zou doen”, maar daar blijft het bij. Kennelijk hebben we belangrijker zaken aan ons hoofd. Gelukkig gaat Signer altijd wel verder. In Nederland heeft het Bonnefanten museum werk en video’s van hem. Op internet zijn op You Tube vele filmpjes te bekijken.

zie ook:

http://maisonradieuse.org

http://www.romansigner.ch

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geen categorie