Het was tijdens de Biënnale in Venetië, dat we in het oude ghetto een voormalige synagoge, de Scuola Canton, binnen gingen. Buiten was het druk, net als in ons hoofd dat vol zat met kunst over de toestand van de wereld. In de oude synagoge heerste een weldadige stilte. Op de overloop van de smalle trap naar de bovenste verdiepingen hingen witte vitrines met fragile bladen van verguld porselein achter blokjes doorschijnend marmer. De gouden tint van de bladen schemerde door het marmer heen. Op een van de bladen was een gedeeltelijk met dun goud overgeschilderd handschrift vaag zichtbaar, als een palimpsest, een tekst over een tekst, laag over laag. Soms breekt een deel van een oude tekst door de lagen heen, als een flard schijnbaar vergeten of diep weggestopte herinnering. Zoals de herinnering aan de deportaties van de Joden uit het ghetto in 1943. Van de vijfhonderd gedeporteerden keerden er na de oorlog acht terug uit de kampen. Dat is helemaal geen prettige gedachte tijdens een wandeling door het pittoreske ghetto, met de karakteristieke smalle huizen die hoger zijn dan in de rest van de stad. In de zestiende en zeventiende eeuw werd noodgedwongen verdieping op verdieping gestapeld voor de steeds groter wordende joodse gemeenschap, die alleen in dit afgeperkte gebied mocht wonen. Met een hek eromheen en een poort die ‘s avonds dicht ging. Ook dat is geen leuke gedachte.
Vlakbij de Fenice Opera bevindt zich het Ateneo Veneto uit de zestiende eeuw, waar geleerden bijeen kwamen om te discussiëren over boeken en geschriften in de vele talen die toentertijd in Venetië werden gesproken en geschreven. In de grote zaal van het Ateneo bouwde Edmund de Waal een bibliotheekruimte voor tweeduizend boeken van schrijvers die hun land moesten verlaten, of in hun eigen land niet vrijuit konden schrijven. In die boeken kan je je naam schrijven, als teken dat een boek gezien is, dat het bestaat. Aan de wand vier witte vitrines met kokers van dun porselein in verschillende maten en vormen. Je kan bedenken dat ze de herinnering bevatten aan vervluchtigde woorden en gedachten. Onder de fijne laag porselein waarmee de buitenkant van de bibliotheek is bestreken, schijnen op dunne gouden vellen geschreven namen door van verdwenen en verwoeste bibliotheken, van lang geleden, zoals die van Niniveh en Alexandrië, en van recent vernietigde bibliotheken, waaronder die van Timbuktu, Aleppo en Mosul.
Van alles wat we in de Biënnale hebben gezien, en dat was nogal wat, bleef het werk van Edmund de Waal mij het meest bij. Hoezo? Was het de sobere en subtiele verbeelding van herinneringen, vervat in kostbaar eeuwenoud materiaal? De verbondenheid van het werk met de geschiedenis van een plek? Vast wel, maar wat mij werkelijk aangreep kan ik niet precies onder woorden brengen. Maar daar heb ik de kunst voor. Voor de verbeelding van dat waarvoor geen woorden bestaan.
Edmund de Waal Psalm, Joods museum in het Ghetto en A Library of Exile, Ateneo, Venetië, tot 29 September
Van Edmund de Waal is in het Rijksmuseum permanent werk te zien: An Idea for the Journey, 2013, boven de trap naar het Aziatisch Paviljoen.
Als keramist werkt Edmund de Waal voornamelijk met porselein. Over de geschiedenis van porselein schreef hij De witte weg, het verslag van een obsessie. In een interview in de NRC van 17.10.2015 legt hij uit wat hem zo fascineert in het ‘witte goud’
https://www.nrc.nl/nieuws/2015/10/17/porselein-bracht-elders-voor-het-eerst-dichtbij-1547890-a671958
De Waal is vooral bekend geworden als schrijver van zijn familiegeschiedenis De haas met de amberkleurige ogen.