In de tijd van de Romantiek werden afbeeldingen van ruïnes bijzonder populair. Vervallen kastelen, de afgebrokkelde zuilen van een antieke tempel, ze dienden als zinnebeelden van de vergankelijkheid van het bestaan. Voor romantici als Baudelaire, Victor Hugo, Edgar Allan Poe, waren de gravures van Piranesi (1720-1778) van de resten van het eens zo machtige Romeinse rijk een belangrijke bron van inspiratie.
De romantische voorliefde voor oude ruïnes is sindsdien nooit meer verdwenen; wie pakt niet zijn camera bij de aanblik van een schilderachtig overwoekerde kasteelmuur? Ook moderne ruïnes appelleren nog steeds aan het idee van vergankelijkheid, getuige de talloze foto’s op internet van ingestorte fabrieken en vervallen huizen in de Amerikaanse stad Detroit. Ooit de op een na rijkste stad van de Verenigde Staten, maar na het vertrek van de automobielindustrie in een tijdsbestek van nog geen halve eeuw vervallen tot een van de meest verarmde. Sic transit gloria, zo vergaat de roem, de oude Romeinen zeiden het al.
Wij zijn er gaan kijken en ja, de half vergane fabrieksruïnes en verlaten huizen met ingestorte veranda’s en kapotte ramen zijn fascinerend en griezelig tegelijk. Het idee dat nog niet eens zo heel lang geleden uit die vervallen fabrieksgebouwen de ene na de andere schitterende Ford, Chrysler, Pontiac, Dodge, Cadillac, Chevrolet, die grote glanzende auto’s, symbolen van het rijke Amerika, van de lopende band reden. In de huizen waar nu de klimop door de ramen groeit hebben gezinnen gewoond, speelden kinderen in de nu dichtgegroeide tuinen. In sommige verlaten huizen hangen de gordijnen nog voor de ramen. Alsof de bewoners van de ene dag op de andere zijn vertrokken, toen ze hun hypotheek niet meer konden betalen. Dit verleden is zo nabij en zo herkenbaar, dat je des te meer de broosheid beseft van welvaart en geluk.
Maar Detroit fungeert niet enkel als decor van aftakeling en verval. De binnenstad, waar tot een paar jaar geleden geen mens zich nog na kantoortijd durfde te begeven, is niet zo lang geleden opgeknapt. Er zijn nog een paar prachtige Art Deco gebouwen uit de jaren twintig, waaronder die van een bankgebouw. Binnen waan je je in een kathedraal, maar dan wel een met een zelfbedieningsrestaurant.
Bij het opknappen van enkele vervallen gebouwen werden graffitikunstenaars ingeschakeld. Ze mochten hun gang gaan op verschillende gebouwen en in een grote parkeergarage. Erkende graffittikunst, nogal paradoxaal. Hier werden ze uitgenodigd om voor veel geld een paar gebouwen te verfraaien en elders werden schoonmaakbedrijven ingeschakeld om hun werk weg te poetsen. Wie bepaalt nu eigenlijk of het kunst is of niet? In dit geval is het duidelijk de betaler die bepaalt.
In het Detroit Institute of Arts zijn de indrukwekkende Detroit Industry fresco’s uit 1933 te zien van de Mexicaanse communistische muurschilder Diego Rivera. Het zijn beelden van arbeiders aan de lopende band in de auto industrie, het is een ode aan de arbeid, maar ook een kritiek op dit geestdodende werk. Indertijd wilde het stadsbestuur van Detroit de fresco’s onmiddellijk verwijderen, maar door toedoen van Ford, de grootste autofabrikant van de stad en juist de eerste die het werken aan de lopende band invoerde, zijn ze bewaard gebleven. Toen de stad in 2013 failliet werd verklaard scheelde het niet veel of de muurschilderingen dreigden samen met de rest van de imposante collectie van het museum, ook tot ruïne te vervallen. Het museum werd op het nippertje door rijke families en bedrijven van de ondergang gered.
Detroit Institute of Arts, http://www.dia.org
Shepard Fairey, https://obeygiant.com
De tweeling How and Nosm (Raoul and Davide Perre) zijn bekend vanwege hun grote graffiti op muren over de hele wereld. http://www.howandnosm.com